Hoe voorkom je digitale onsterfelijkheid?

Dit is het moment om je online-bestaan goed te organiseren

“HEB JIJ HET WACHTWOORD VAN HAAR FACEBOOKACCOUNT?”
Aan de andere kant van de tafel keek mijn zus me van achter mijn moeders iPad aan, terwijl ik door een notitieboekje bladerde vol telefoonnummers, adressen en af en toe een gebruikersnaam met wachtwoord. “Nee”, zei ik. “Hier zie ik niets.”
Een dag eerder was onze moeder van in de negentig vredig ingeslapen. Zus en ik waren, nog lamgeslagen, in haar appartement om van alles te regelen – rouwkaarten, de begrafenis organiseren – en om te proberen haar digitale voetafdruk te wissen.
Mam voelde zich niet op haar gemak in de digitale wereld en was online niet erg actief. Ze speelde Wordfeud met ons, las het nieuws, keek op de website van buurtwinkels naar de weekaanbiedingen en schreef e-mails aan haar kennissen en familie. Haar Facebookaccount gebruikte ze alleen om op de hoogte te blijven van familienieuwtjes. Haar weinige online-activiteiten schreef ze op in een notitieboekje waar mijn vader 20 jaar geleden mee was begonnen. Maar mam begreep niet goed het verschil tussen een URL (het adres van een website), een gebruikersnaam en een wachtwoord, en van het notitieboekje werden we net zoveel wijzer als van een verzameling hiërogliefen.
Uiteindelijk logden we met mijn laptop in op haar Facebookaccount met haar gebruikersnaam en klikten op ‘wachtwoord vergeten?’. Zo konden we via haar e-mailaccount haar wachtwoord resetten en de serie stappen doorlopen (‘weet je het zeker?’, ‘weet je het heel zeker?’, ‘weet je het heel, heel zeker?’) om haar account definitief te verwijderen.
Voor mijn zus en mij was het een belangrijke les. “Thuis ga ik een lijst van al mijn accounts maken”, zei ze. “Als er nu iets met me gebeurt, zou mijn dochter ze niet kunnen vinden.”
Een paar weken later besloot ik mijn eigen lijst wachtwoorden nog eens goed te ordenen. Ik bewaar ze in een online-kluis die ik – met één hoofdwachtwoord – kan bekijken via een app op mijn smartphone. Ik heb nooit accounts op de sociale media gehad, maar toch heb ik 140 online-accounts – winkels, de sportschool, webhosting diensten, e-mailaccounts, mijn bank, verzekeringsmaatschappijen, creditcards en wat al niet. Ook al staan ze allemaal op één plek, als mijn vrouw, die het hoofdwachtwoord kent, ooit in die kluis moet zoeken, wordt dat een herculestaak. En dan ben ik nog een uitzondering op de regel: de meeste mensen hebben hun digitale inloginformatie helemaal niet goed georganiseerd.
“Het is triest, maar bijna niemand denkt na over zijn digitale voetafdruk”, zegt Wil-Jan Dona (75), een gepensioneerd projectmanager in de telecommunicatie; hij doet nu vrijwilligerswerk voor de ouderenorganisatie SeniorWeb, waar hij cursussen geeft over dit onderwerp. “Veel ouderen hebben minstens een Facebook- en een WhatsApp-account, maar als ik ze vraag waar hun wachtwoord is, zeggen ze vaak: ‘Dat weet ik niet, mijn kleinkind heeft het geregeld.’”
Het is niet alleen iets van ouderen, zegt Dona. “Ik had een vriend van middelbare leeftijd, ik noem hem maar even Jan, met een eigen bedrijfje. Hij had allerlei lopende projecten met klanten, toen hij een agressieve vorm van kanker kreeg. Hij overleed korte tijd later.” Na de begrafenis belde één van Jans klanten diens vrouw. “Ze waren heel begripvol”, zegt Dona, “maar er stond informatie op Jans laptop die ze dringend nodig hadden. Zijn vrouw kon er niet bij. Toen begonnen er andere klanten te bellen.”
Wanhopig belde ze Dona, die toegang tot de laptop wist te krijgen. “Het liep goed af, maar het gaf haar veel stress, boven op het verdriet”, zegt hij. “En toen moesten we nog steeds al zijn persoonlijke accounts opheffen.”
Op de laptop konden ze die makkelijk sluiten en verwijderen, maar zijn iPhone, waar veel foto’s op stonden die zijn weduwe graag wilde bewaren, vormde een nog groter technisch probleem: vooral Apple-telefoons zijn bijna onmogelijk te openen als je de toegangscode niet kent, of zonder de vingerafdruk van de eigenaar.
“Alleen de politie heeft de software om sommige van die telefoons te kraken, en in dit geval wilden ze wel helpen”, zegt Dona. Maar daar kun je niet van uitgaan.
Hoe actiever je online bent, des te meer er op het spel staat. Hoe zit het met de foto’s die je hebt geüpload op Flickr? Wat doe je als je jarenlang actief bent geweest op de sociale media, commentaren of tweets hebt geplaatst? Die verdwijnen niet als jij er niet meer bent, en als je geen maatregelen treft blijven die berichten beschikbaar op internet. Velen van ons zullen digitaal onsterfelijk worden, virtuele geestverschijningen. Alleen als je nabestaanden je accounts opheffen, worden al die berichten en commentaren gewist.
“Je moet besluiten wat je wilt met je digitale voetafdruk. Net zoals je moet zorgen dat je financiële nalatenschap goed terecht komt”, zegt Dona.
Maar ook daarmee houdt niemand zich graag bezig: veel Europeanen hebben niet eens een geregistreerd testament. Juist omdat die nergens geregistreerd staan is het moeilijk om aan cijfers te komen, maar in Duitsland bleek in 2018 bijvoorbeeld uit een onderzoek van Deutsche Bank dat naar schatting nog geen 40 procent van de volwassenen een wilsbeschikking heeft. Dat betekent dat de meeste mensen de beslissingen over hun erfenis overlaten aan wat het erfrecht bepaalt.
Onze digitale voetafdruk is nog verder van ons bed en op dit gebied is er geen Europese wetgeving om nabestaanden te helpen. (De Verenigde Staten is een van de weinige landen met wetgeving die louter gaat over de afhandeling van digitale nalatenschappen.)
Maar technologische ontwikkelingen dwingen ons na te denken over wat er met ‘ons virtuele zelf’ gebeurt als we daar niets voor regelen. Zo is het tegenwoordig mogelijk om geliefden ‘tot leven te brengen’, met apps die foto’s laten bewegen. En wie weet wat er in de toekomst nog allemaal mogelijk zal zijn met afbeeldingen van ons, of opnamen van onze stem?
Ik zou niet willen dat mijn virtuele persona voortleeft. Twee dagen voor haar dood zei mijn moeder iets heel verstandigs tegen haar dochter: “Maak je geen zorgen. Je zult een tijdje verdriet hebben, maar daarna zijn er alleen maar fijne herinneringen.” Dat is voor mij genoeg, en het is ook alles wat ik hoop na te laten: een foto en fijne herinneringen.